Hartritmediagnostiek vindt bijvoorbeeld plaats bij symptomen als hartkloppingen of duizeligheid. De cardioloog onderzoekt dan of deze symptomen het gevolg zijn van hartritmestoornissen. Dat onderzoek gebeurt met behulp van een holter of een eventrecorder.
Een holter is een kleine draagbare recorder die uw hartritme voortdurend registreert. De laborant plakt een soort stickers (elektroden) op uw borst die met kleine kabels aan het apparaatje bevestigd worden. De holter draagt u 24 of 48 uur aan een band of riem om uw middel. Zo kunnen mogelijke hartritmestoornissen vastgelegd worden.
Niet altijd wordt een hartritmestoornis gedurende 24, 48 of 72 uur geregistreerd. Dat heeft te maken met het feit dat hartritmestoornissen heel onregelmatig voor kunnen komen en vaak op de meest onverwachte momenten plaatsvinden. In dat geval kan een eventrecorder uitkomst bieden. Een eventrecorder werkt volgens hetzelfde principe als een holter, maar u draagt dit apparaatje gedurende een week. Wanneer u een ritmestoornis voelt, drukt u op een knop op het toestel zodat er op dat moment een ritmeregistratie plaatsvindt.